In de fysiologie van de hemostase worden de primaire hemostase, de secundaire hemostase en de fibrinolyse onderscheiden.
Voor de primaire hemostase zijn met name trombocyten en von Willebrandfactor van belang, maar ook vaatwandstoornissen bij bindweefselziekten en vasculitis kunnen de primaire hemostase storen. Na trombocyten adhesie, aggregatie en activatie wordt de primaire hemostatische plug gevormd.
De secundaire hemostase komt bij endotheelbeschadiging gelijktijdig op gang door activatie van tissue factor, hierdoor wordt de stollingscascade geïnitieerd welke leidt tot vorming van fibrine wat na polymerisatie de primaire hemostatische plug stabiliseert.
Naast stollingsactivatie is er altijd ook een antistollingsmechanisme actief, onder andere via antitrombine en proteïne C, en uiteindelijk ook fibrinolyse. Dit zorgt ervoor dat de vorming van een hemostatische plug beperkt blijft tot het gebied met schade.
Belangrijk instrument voor inventariseren van de bloedingsneiging is de anamnese.
Aandachtspunten:
- leeftijd waarop bloedingen aanvingen (aangeboren of verworven)
- familieanamnese
- spontane bloedingen
- locatie (bij stoornissen in de primaire hemostase meest huid en/of slijmvlies, bij stoornissen in de secundaire hemostase ook spieren, gewrichten)
- menstruatie
- nabloeden tijdens of na ingrepen (primaire of secundaire hemostase) (operatie, bevalling, kiesextractie)
- medicatie